Herenigd met Tiengemeten

facebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmailfacebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmail
Uitzicht vanuit de vogelkijkhut aan de oever van het Haringvliet
Uitzicht vanuit de vogelkijkhut aan de oever van het Haringvliet

Met Tiengemeten heb ik een liefde-haatverhouding. Ja, in die volgorde.
Het eiland in het Haringvliet, ten zuiden van de Hoeksche Waard, leerde ik kennen als jonge verslaggever. Het was particulier bezit. God regeerde nog onder de boeren die er woonden en werkten, maar van elk ander gebod trokken zij zich weinig aan.

De boeren en hun zonen reden in onverzekerde auto’s zonder deuren, waar bij elke poep gas een dikke rookpluim uit de uitlaat kwam. Ze kwamen je ermee ophalen als je door Wout Bijl, de veerman met één goed en één glazen oog, het Vuile Gat was overgezet.

Ik leerde Tiengemeten ook waarderen. Nergens anders vond je zulke uitgestrekte akkers, omzoomd door een schitterend Hollands landschap van beboomde dijken en machtige rivieren. Stijf lag het daar in de afgedamde zee-arm, alleen bevolkt door een paar boerenfamilies en verder vooral duizenden vogels. Een lilliputter die de kost verdiende als rattenvanger maakte het sprookje compleet.

img_4241In strenge winters raakte het eiland van de buitenwereld afgesneden, doordat zowel het Vuile Gat als het Haringvliet dichtvroren. De boeren probeerden zodra het kon de overkant te bereiken in een ‘boot op schenen’, een roeiboot waaronder ze glij-ijzers hadden gelast. De kinderen bleven verplicht thuis, of juist bij familie aan ‘d’n overkaant’, want zij konden niet meer elke dag met de pont worden overgezet.

Uiteraard was mijn krant, het Rotterdams Nieuwsblad, erbij toen adjudant Venema van de Rijkspolitie in Oud-Beijerland had geregeld dat de kinderen op vrijdagmiddag met de politiehelikopter naar huis werden gebracht. Venema vloog zelf mee om het tiental persoonlijk in de armen van hun ouders te geven. Op maandag belde hij mij pislink op, omdat in de krant een foto stond waaruit bleek dat ik, samen met fotografe Marieke Mandemaker, lopend over het ijs de krant van zaterdag was gaan bezorgen bij onze abonnees op Tiengemeten. ‘Als ze lezen dat je kunt lopen, krijgen we die heli niet meer!’, brieste hij.

De schoonheid van Tiengemeten viel op. De begerige ogen die op haar vielen, hadden echter weinig op met die schoonheid. Een depot voor giftig havenslib moest het worden. Dependance van de Rotterdamse haven. Locatie voor een nieuwe nationale luchthaven. Nee, een kerncentrale! Maar de boer, hij ploegde voort. Jaar na jaar, plan na plan, was er steeds één zekerheid: als de almachtige het wilde, werden vrachtwagens vol bieten, aardappelen en tarwe overgezet na weer een mooie zomer op de beste landbouwgrond van Nederland.

Toch is mijn liefde voor het eiland vervaagd, weggedrukt, vervangen door bitterheid. Uiteindelijk sneuvelde de eeuwenoude idylle namelijk toch, zij het door een aanval uit onverwachte hoek. Natuurmonumenten wist het in handen te krijgen en maakte meteen duidelijk dat het zou worden ‘teruggegeven aan de natuur’.

Het was mij een raadsel hoe dat moest, op die plek nog meer natuur toevoegen. Weleens een bloeiend aardappelveld gezien? De bollenvelden zijn er niets bij. Maar de groene maffia was compromisloos: alle boeren eraf, de dijken doorsteken en de natuur zijn gang laten gaan.

De laatste boer die het eiland moest verlaten, nu tien jaar geleden, was Leen Vos. Zoon van Adri Vos, die behalve boer op Tiengemeten wethouder van Zuid-Beijerland was. Het hele leven van Leen draaide om Tiengemeten. Hij trouwde er met zijn buurmeisje Mariska Verlinde, met wie hij tijdens die strenge winter in die helikopter had gezeten. En hij moest er het verlies verwerken van zijn moeder Geertje (presidente van de Plattelandsvrouwen in de Hoeksche Waard), die verongelukte toen ze van de boerderij naar de haven reed om nog snel de pont te halen. De brandweerwagen moest worden overgezet, om (vergeefs) hulp te bieden bij de boom die haar noodlottig werd.

Meewarig heb ik de afgelopen jaren gevolgd hoe het ‘teruggeven aan de natuur’ uitpakte. Vanaf de A29 staan bordjes richting Tiengemeten, om te voorkomen dat de duizenden bezoekers dwars door de dorpen rijden. Het kleine pontje van Bijl vaart nauwelijks meer, omdat elk uur de bietenpont nodig is om hordes dagjesmensen en vakantiegangers over te zetten. Een stuk natuur naast Café Veerdienst is opgeofferd voor een parkeerplaats waar de auto’s en bussen kunnen worden gestald.

img_4242Ja, de dijken zijn doorgestoken. Tiengemeten is deels veranderd in moeras. Bloemen hebben de vrije hand en mogen zelfs in het zaad schieten – vroeger zou dat geen boer zijn overkomen. Café Veerdienst bestaat niet meer, want op het eiland kwamen twee musea, een bezoekerscentrum, een herberg met restaurant en verspreid over de boerderijen en de arbeidershuisjes nog een zwik appartementen. In veel gevallen, zo wordt gefluisterd, wordt die kermis gerund door vriendjes van Natuurmonumenten. ‘Van die alternatievelingen uit Amsterdam’, klinkt het dan. O ja, er is ook nog een natuurspeeltuin voor kinderen, die veel weg heeft van een pretpark. Maar dan een met blubber, water en zicht op natuur.

Al die jaren heb ik Tiengemeten gemeden. Uit piëteit met de verjaagde boeren, die uiteindelijk letterlijk het veld moesten ruimen voor het mooiste speeltje van de natuurbeweging. Geen zin deel uit te maken van het sprookje dat hier een stukje oud-Nederland in oude glorie zou zijn hersteld.

Het laatste weekeinde van oktober was ik er dan toch. Na de film ‘Levende rivier’ van cineast Ruben Smit, waarmee de donderdag ervoor het Wildlife Filmfestival Rotterdam werd geopend, moest ik toch eens met eigen ogen zien wat er is geworden van het project. Huib, de zoon van Wout, zette ons in dichte mist over naar het haventje waar ik het laatst als verslaggever had aangelegd. We maakten de overtocht samen met enkele tientallen dagjesmensen, niet eens zo veel deze keer.

En, viel het mee? Sommige vooroordelen zijn bevestigd, maar zeker niet allemaal. Het eiland is prachtig en tussen die nog steeds machtige rivieren beleef je het Nederlandse getijdenlandschap op een unieke manier. Waar vroeger de gewassen groeiden op strakke akkers, tiert het ´onkruid´ nu welig. Er rijdt nog steeds bijna geen auto, dus je kunt er prachtig fietsen en wandelen. Je ziet er vogels die je aan de vaste wal vrijwel nooit tegenkomt. De zeearenden, die ik af en toe ook vanuit mijn huis boven het eiland kan zien cirkelen, vertoonden zich nu niet. Maar bij het optrekken van de mist ontvouwde zich een plaatje waar een mens zomaar weer verliefd op zou kunnen worden.

Herenigd met Tiengemeten. We gaan vast nog eens terug.

 

facebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmailfacebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmail

Pervers

facebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmailfacebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmail

Het woord ‘pervers’ wordt vaak gebruikt en meestal door mensen die onmachtig zijn beter te omschrijven waarom ze iets afkeuren. Vakbonden hebben het woord vaak nodig, linkse politici ook. Dan hebben ze het over ‘perverse prikkels’. Ze bedoelen dat hun opponenten het te gemakkelijk maken je zakken te vullen ten koste van anderen.

‘Pervers’ is vaak nodig als er waarden in het geding zijn. Misschien heb ik er daarom wel zo’n afkeer van. Iedereen koestert waarden, maar de wereld is mooier als je ze voor jezelf houdt en niet probeert op te dringen aan anderen. Veel van het leed dat we zien, begint met botsende waarden.
Ook in het Verscheurd Koninkrijk gaat het nu om waarden. Die van jongeren tegen die van ouderen. Schotten tegen Engelsen. Armen tegen rijken. En omgekeerd. Je wacht erop dat iemand het pervers noemt dat de oude, rijke Engelsen in hun zucht naar de glorie van weleer de kansen van hun jeugd vertrappen.

Toch is dit niet het moment dat ik het woord zou willen gebruiken. Dat was vorige week. Op de dag dat Jo Cox werd vermoord, vermoedelijk om de strijd die zij voerde voor ‘remain in the EU’.

De politica had haar laatste adem amper uitgeblazen, of de aandelenbeurzen veerden op. Traders op beursvloeren over de hele wereld sloegen aan het handelen, met in hun verhitte koppen een geile glimlach. De moord op deze politica, moeder van twee kleine kinderen, zou zomaar kunnen betekenen dat Brexit was afgewend.

Aandelenwinsten boeken met een politieke moord. Het is morbide. Ontaard. Afschuwelijk. Onmenselijk.

Het is pervers.

facebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmailfacebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmail

De laatste ‘rustplaats’ van Oom Ho

facebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmailfacebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmail

imageHet is de overtreffende trap van wrang. Terwijl de grote Vietnamese leidsman Ho Chi Minh eenvoud predikte en een simpele crematie als laatste wens had, ligt zijn gebalsemde lichaam nu al bijna vijftig jaar in een van de meest protserige  mausoleums die ik ooit heb gezien.

In een lange, tot in detail geregisseerde rij (‘Walk two by two!’) schuifelen we langs de glazen kist, waarin het wasachtige maar o zo herkenbare gezicht extra griezelig wordt door de gele lampen waarmee het wordt aangelicht. Het kenmerkende sikje ligt er keurig bij. Ik probeer me voor te stellen hoe een Vietnamese bediende eens in de zoveel tijd met heilig ontzag de crypte betreedt om de vlassige haren in model te leggen. Precies zoals we ze kennen van de foto’s, de standbeelden, de portretten, de T-shirts, de petjes, de vlaggen, de handdoeken en de sculptuurtjes voor op de schoorsteenmantel.
imageHet mausoleum in Hanoi is pompeus, naar onze maatstaven over the top. Een hele stadswijk is ervoor afgezet. Een kilometer loop je er omheen, waarna jij en je spullen door een security check gaan die ik verder nog nergens in Vietnam ben tegengekomen. Camera’s en elektronische apparatuur inleveren!
De lange weg richting het plein waaraan het dodenpaleis ligt, is overdekt. Om de drie meter hangen boven onze hoofden tv-schermen waarop kennelijk beroemde Vietnamese artiesten de grote daden van Oom Ho bezingen. De snik in hun stem maakt André Hazes postuum jaloers.
Op het plein worden we in strakke rijen gemanoeuvreerd. De uniformen van de militairen zijn inmiddels niet meer lichtgevend groen, maar oogverblindend wit. En er zijn er veel, heel veel. Ze spieden de groepen af op toch nog binnengesmokkelde apparatuur, of ongepast gedrag (handen in zakken, te frivole lach, een luider gesprek dan fluistertoon). De Vietnamese kindertjes beseffen welk heiligdom ze betreden en geven geen kik. Het jongetje van een jaar of acht in de rij voor ons zet zijn pas ongemerkt om in marcheren.
De soldatendichtheid neemt toe naarmate we de marmeren trappen naar het Heiligdom naderen. Er ligt een rode loper, maar hij is van rubber. Op weg naar boven spieden de witte uniformen met schichtige ogen door de rijen. Bij de ingang hebben ze vervaarlijke bajonetten op de loop van hun geweer.
Dan staan we in de zaal waar Ho zijn laatste rustplaats heeft. Op de vier hoeken van zijn praalgraf een militair, op de omgang ernaast nog een dozijn. We hebben gelezen dat iedereen wordt geacht een buiging te maken voor de Vader des Vaderlands, maar daar blijkt niets van. Binnen een minuut staan we weer buiten.
imagePerfect georganiseerd krijgt iedereen zijn camera en apparatuur weer terug. Tijd voor selfies met de zijkant van het mausoleum, of een formele shoot met een van de vele fotografen die hier staan om Het Moment in het leven van de Vietnamees te vereeuwigen.
Naast het complex ligt het presidentieel paleis waar Ho Chi Minh van 1954 tot zijn dood in 1969 woonde en werkte. Als buitenlandse toeristen maken we de fout hem in het gigantische kasteel van Franse architectuur te plaatsen, maar de Vietnamezen weten dat ze links moeten zijn, in de eenvoudige gebouwtjes.

Made with Repix (http://repix.it)
Made with Repix (http://repix.it)

Een slaapkamertje met een hard bed, een werkkamer met een houten bureau, een boekenkastje. Aan de muur portretten van Marx en Lenin. Als er al wat luxe te bespeuren is, dan is het in de garage met de drie automobielen die de president heeft gebruikt. De eerste was een Peugeotje, geschonken door Vietnamese onderdanen in Frankrijk. De andere twee zijn van oerdegelijke Sovjetmakelij, met een jaar tussenpoos geschonken door

de communistische vrienden in Moskou. Het is bijna ongeloofwaardig dat Ho de laatste, een Zis, heeft aanvaard. Het is een gevaarte waarbij onze suv’s in het niet vallen.
imageMeanderend door een al even zorgvuldig aangeharkt park bereiken we de uitgang. Het gewone leven neemt hier zijn loop. Nog voor we het complex uit zijn, doemen de souvenirstalletjes op. T-shirts, beeldjes, voor de kinderen uniformpjes in alle kleuren, maar ook uitstallingen met goud, zilver en diamanten.

Zelfs op deze gewijde grond lukt het niet de communistische idealen overeind te houden.

facebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmailfacebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmail

Fotoshoot

facebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmailfacebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmail

De Kus van Jan Wolkers is beslist mijn favoriete roman. Niet alleen omdat dit het eerste boek was waarvan ik op de middelbare school zelf een bespreking hield, in plaats van me lui te verlaten op de uittreksels van mijn oudere zus en broer. Voor die boekbespreking haalde ik een 9 en dat leerde me dat een beetje inspanning tot mooie resultaten kan leiden. (Waarbij het cijfer wellicht geflatteerd was, omdat ik het als eerste op die school aandurfde het bij Wolkers altijd aanwezige erotische element op zijn eigen wijze te benoemen; mijn medescholieren en geweldige oud-leraar Nederlands Georg de Lange herinneren zich vermoedelijk het moment dat het begrip papegaaienkutje passeerde).
De tweede reden waarom ik De Kus zo koester, is dat Wolkers mij voor het leven heeft behoed voor het fenomeen Groepsreis. Ik zeg het ook altijd tegen mensen die wel zo’n trip overwegen: jij hebt De Kus niet gelezen.
Het kan mooi zijn, zo’n reis waar alles voor jou en de andere leden van de groep is geregeld. Mijn cup of tea is het niet. Dat besef ik ook nu ik voor het eerst sinds jaren weer met een rugzak door een onbekend deel van de wereld trek, van nachttrein naar motorbike, van guesthouse naar homestay. Het geregel is een deel van de pret en je kunt helemaal zelf bepalen wat je ziet en hoe lang je er blijft.
Nog belangrijker: je kiest ook je reisgenoten. Of liever: je kunt heel rap de steven wenden als je in vaarwater komt waar je liever niet verkeert.
Het is dus even schrikken als de ‘vader’ van ons guesthouse vertelt dat er op dit moment geen individuele cruises mogelijk zijn in Halong Bay, maar alleen groepstours. Het zweet breekt me uit. Als je een paar honderd kilometer reist om dit Werelderfgoed te bewonderen, dan doe je dat niet vanaf de kade. Maar een groepstour…
Bij het betreden van de boot, een Chinese Jonk, valt het alles mee. Hooguit een man of tien, en helemaal Ons Soort Mensen. Dan hoor ik naast me iemand ‘Oh – My – God’ fluisteren.
Over de loopplank nadert een Chinees echtpaar. Zij in een wit gewaad en met zo’n zonneklep op die je alleen ziet bij Aziatische vrouwen die lelieblank willen blijven. Chinees bloemetjesmotief. Ze zal een jaar of vijftig zijn, maar de uitmonstering maakt haar 75.

imageDe reusachtige man naast haar laat alle alarmbellen afgaan. Verbeten blik ik de ogen, afzichtelijk gouden horloge om de pols, hoewel het 25 graden is zwarte handschoentjes aan, zonder vingers. Op zijn buik een enorme spiegelreflex, op zijn linkerheup een dikke geldtas die met een band om zijn middel én om zijn bovenbeen op zijn plek wordt gehouden, op zijn rechterheup een cameratas die groot genoeg is om de apparatuur van een modaal televisiestation in te verplaatsen.
Het schip heeft de haven nog niet verlaten of Mr. Big commandeert zijn dame naar de voorplecht en gebaart haar in de juiste pose voor de foto’s die hij van haar wil maken met het Werelderfgoed als behang. Ze laat het graag gebeuren. Wat zeg ik? Met bijna orgastisch genoegen wringt ze zich in allerlei poses.
imageAls decorstuk gebruikt ze de iPad waarmee ze zelf haar foto’s maakt (jawel, er zijn mensen die dat doen, ik heb zelfs al iemand gespot die al zijn foto’s maakt met een enorme iPad Pro). De Chinese dame houdt de tablet afwisselend tegen het lichaam, of juist stralend in de lucht.
Mr. Big is niet snel tevreden. Terwijl zijn Canon honderden keren klikt, commandeert hij zijn model. Niet zachtjes, echt NIET zachtjes. Ik wil niet generaliseren, maar is het een Aziatisch trekje om veel luider te spreken dan nodig is om je verstaanbaar te maken? Waar dan ook? Zelfs als een dek vol vakantiegangers echt geen boodschap heeft aan jouw commando’s?

Hij weet van geen ophouden. Mevrouw op het bovendek, mevrouw op het achterdek, mevrouw op het bountystrandje dat we aandoen, mevrouw bij de aapjes, mevrouw bij de vissen. Het is bijna niet mogelijk van het natuurlijke schouwspel te genieten, zolang dit duo onze boottrip gebruikt als decor voor hun kennelijke fetisj. Gelukkig houdt het mens haar kleren aan. Alleen de zonnepet gaat af.
Deze dag gaat nog heel lang duren, zie je iedereen denken. Maar het lot is ons gunstig gezind. Terwijl Mr. Big schreeuwend werkt aan een volgend shot, stapt hij verkeerd op een van de losse dekplanken van de oude jonk. Hij schreeuwt nog wat luider – ik stel me voor dat het nu vloeken zijn – wankelt, verliest zijn evenwicht, slaat dubbel tegen de imagereling en dondert drie meter lager de baai in. Het laatste wat we zien, is dat hij probeert zijn camera in zijn val boven water te houden – vergeefs, natuurlijk.
Het model begint te krijsen. ‘Hij kan niet zwemmen,’ vertaalt een Taiwanese droogjes. ‘En zij ook niet.’
Ik kijk de groep rond en zie overal exact dezelfde reactie: wij ook niet. In ieder geval vandaag niet. De stuurman merkt niets en tuft onverstoorbaar door.
Op dat moment open ik mijn ogen, die even waren geloken om de ergernis niet meer binnen te krijgen. De Canon klikt nog net zo vaak als ervoor, Mr. Big staat nog fier op het dek, zijn muse hangt nog bevallig over de reling.
Deze dag gaat nog lang duren. Had ik nu De Kus maar bij me.

facebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmailfacebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmail

List en bedrog

facebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmailfacebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmail

Wat was er eerder, het afdingen of het oplichten? Het is een traditionele kip-ei discussie. Zonder elkaar kunnen ze niet bestaan.
Hoe geweldig Vietnam ook is, het heeft een duistere kant. Alle reisgidsen en blogs waarschuwen ervoor: scams, oplichterspraktijken. Je kunt als toerist geen drie stappen zetten zonder op de korrel te worden genomen door iemand die graag de laatste dong uit je zak wil praten.
Op dit vlak ben ik verre van een zacht ei, maar al bij mijn eerste stappen op Vietnamese bodem bewijs ik het tegendeel. Nou ja, vooruit, bij de tweede, want de visumafgifte loopt gesmeerd. Maar dan.
Met een lach die verraadt dat ik ze door heb, loop ik op de luchthaven van Ho Chi Minh Stad de kantoortjes voorbij die een taxi aanbieden tegen betaling van (extra!) servicekosten. Ik stap buiten zelf op een van de officiële taxi’s af, zie dat hij een meter heeft, stap in en… ga voor gaas.
‘Airporttaxi fixed price,’ zegt de chauffeur en hij laat me een prachtig gelamineerd kaartje zien waarop staat dat een rit naar de stad 30 tot 35 dollar kost. ‘En graag nu vast betalen, want ik moet de tol bij het vliegveld contant afrekenen.’
Zachtgekookt was ik misschien niet, maar wel een ei. Want natuurlijk stap je alleen in een taxi met een meter die ook echt wordt aangezet. Uiteindelijk geef ik hem 30 dollar. De hele weg blijft hij smeken en bedelen om de laatste 5, maar die kan hij op zijn buik schrijven. ‘Fixed price,’ is nu mijn tekst.

image
Het enige dikke aan sommige taxi’s is de rekening

Het tafereel zal de Vietnamreiziger tot vervelens toe blijven achtervolgen. Vooral bij stations en luchthavens ben je overgeleverd aan de taximaffia. Ze spannen (bijna) allemaal samen en houden de gelederen keurig gesloten.
In Hanoi hebben we de pech aan de rand van de nacht het stationsplein op te rollen, uit de nachttrein. De ene na de andere chauffeur weigert ons ‘op de meter’ naar het centrum te brengen. Ze willen 200.000 dong hebben, 8 euro. Pas na veel gedoe vinden we iemand die het voor 120.000 doet. Als we de andere dag terug gaan met een taxi waar de meter wel aan staat, rekenen we 26.000 dong af. 1 euro.
imageZelfs in het openbaar vervoer moet je oppassen. Als we tegen 8 uur ’s ochtends bij een van de officiële busstations van Hanoi aankomen voor een rit naar Halong Bay, roept een vriendelijk knaapje dat we nog net met de bus van 8 uur mee kunnen, als we opschieten. Samen met een Rus stellen we de vraag die elke toerist hier voor in de mond ligt: ‘How much?’
Het knulletje heeft geen tijd. Opschieten moeten we. Terwijl we naar zijn bus lopen, blijven we aandringen. ‘How much!’ Hij graait in zijn zak en laat eventjes een biljet van 200.000 dong zien. Per persoon. Dat is de prijs die je voor een toerbus betaalt, niet voor de streekbus.
De Rus loopt mee, wij zoeken toch maar de kaartverkoop op. Daar kopen we voor 160.000 dong 2 kaartjes voor de bus van 9 uur, want die imagevan 8 uur is net weg. ‘O nee, toch niet,’ zegt de verkoopster en ze schrijft nieuwe kaartjes uit. ‘Loop maar met hem mee’, zegt ze en wijst naar het knaapje van zojuist. Die staat aan het loket naast ons kaartjes te kopen. Voor de Rus en de andere mensen die hij voor 200.000 de bus in heeft weten te praten. Per ticket 120.000 dong winst, dat is een rendement van 150 procent voor het oplichtertje. Als we bij de bus aankomen, verontschuldigt hij zich bij de chauffeur dat wij echte kaartjes hebben. Die zit dus ook in het complot.

De trucs zijn zo wijd verbreid, dat je er paranoïde van wordt. Sommige verkopers kijken ons gek aan als het wantrouwen van onze gezichten druipt bij het horen van een prijs. En we betrappen ons erop dat we soms heibel schoppen over (omgerekend) 6 eurocent.
Maar dan hebben we er toch weer een bij de ballen. ‘Hé’, zegt Annelin in een restaurant in het bergstadje Sapa, ‘bij jou staan heel andere bedragen op de kaart dan bij mij.’ Het klopt. Een biertje kost bij mij 25.000 dong, bij haar 10. Noodles met rundvlees bij mij 149.000 dong (het voor hier schandalige bedrag van € 5,91), bij haar voor 50.
Mijn conclusie is snel getrokken: een aparte prijskaart voor locals. Factor 2,5 voor die stomme toeristen. Als de ober de menukaarten wil meenemen, houden we de goedkope als wapen achter.
Hoe het komt weet ik niet meer, maar ergens slaat de twijfel toe. ‘Wacht eens,’ zegt Annelin. ‘Wat betekent dat Chinese tekentje dat op elke pagina van het menu staat?’ De currency converter biedt snel uitkomst. We hebben het menu met prijzen in Chinese Yuans.

'Wat is dat voor Chinees tekentje daar rechtsboven?'
‘Wat is dat voor Chinees tekentje daar rechtsboven?’

Inderdaad een factor 2,5 (x 1000) verschil. Logisch, zo’n kaart, als je op 30 kilometer van de Chinese grens zit in een gebied waar ook de noorderburen graag een uitstapje maken.
De eigenaar van het restaurant heeft ook nagedacht. ‘Waarom wilden ze die menukaart bij zich houden?’ Nog voor wij iets kunnen zeggen, verontschuldigt hij zich omstandig voor de bezetting vanavond. ‘Vanwege Nieuwjaar is de kok naar zijn geboortedorp, net als de meeste mensen uit de bediening. De service en de kwaliteit zijn misschien niet optimaal geweest.’
Wij schamen ons en geven een dikke fooi.

facebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmailfacebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmail

Hand made in Hoi An

facebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmailfacebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmail

De laatste keer dat ik echt kleding kreeg aangemeten, was dat een schattig jurkje. Heel precies werd het afgespeld om de juiste pasvorm te bereiken. Ik stond op de eetkamertafel van de buren. Buiten voor het raam verzamelden mijn vriendjes zich voor de beste voorstelling sinds tijden.
Het was vrijwilligerswerk. Nou ja, vrijwillig… De familie van onze buurvrouw was geëmigreerd naar Australië en laat Bartje nu net de maten hebben van hun kleindochter downunder. Eerst dacht ik nog dat alleen de maat hoefde te worden genomen, maar nee, de beker moest volledig worden leeggedronken.
Doorpassen heet dat, weet ik nu het ritueel zich de afgelopen 24 uur een aantal keer herhaalde in Hoi An, prachtig oud stadje bij de oude grens tussen Noord- en Zuid-Vietnam. Iedere ervaringsdeskundige had me er al op gewezen dat je hier prima maatkleding kunt laten maken.

imageIk kijk dus niet gek op als bij aankomst in het hotel meteen een plattegrondje wordt gegeven met de tailorshop erop. Daar begint mijn misrekening, want Hoi An heeft niet één tailorshop, maar vierhonderd. Er zijn er meer dan restaurants. Getuige de duizenden beoordelingen die ze krijgen op Tripadvisor, gaat het ze voor de wind.
Goed georganiseerd als ik ben, heb ik me vooraf wel geïnformeerd over de gangbare prijzen voor een op maat gemaakt kostuum. Rond de 60 imagedollar moet lukken. Dollars ja, want zodra de bedragen groot worden, communiceert de Vietnamese middenstander in de munt van de oude vijand. Zestig dollar klinkt aanlokkelijker dan 1,4 miljoen dong.
Zestig dollar, dat is misrekening twee. Ik ken het mooie spel van loven en bieden een beetje en met Annelin aan mijn zijde – de hardste onderhandelaar die ik ken – kan ik heel Hoi An aan.
Maar niet Kimmy. Met grote ogen van verbijstering (‘Denkt deze Hollander nu echt dat je voor 60 dollar een fatsoenlijk kostuum kunt laten maken?) weegt ze af of ze voor de milde of de harde weg moet kiezen. Het wordt de eerste. Heel geduldig legt ze uit hoeveel meter stof er in zo’n pak gaat, hoeveel voering, dat er bij haar écht geen plakpapier in wordt gestreken om het strak te krijgen en noemt ze charmant doch beslist de kleine onvolkomenheden in mijn bouw (echt hele kleintjes, hoor) die ik wellicht toch gecorrigeerd wil zien.
‘En dan wilt u ook nog de duurste stof, 100% wol?’ Ze zegt niet dat ik gek ben, maar ik zie het haar denken. Vriendelijk bedank ik haar voor de moeite en leg uit dat het niet mijn gewoonte is meteen in de eerste winkel tot zaken te komen. Met een charmante lach schrijft Kimmy de namen van haar vijf grootste concurrenten op en voegt er vilein aan toe: ‘Ga maar eens kijken of die uw wensen voor minder dan tweehonderd dollar kunnen inwilligen. Of ga naar zo’n prutser en reis naar huis met een kostuum dat tijdens de tweede keer dragen uit elkaar valt.’

In mijn hotel hebben ze Be Be tailor aangeprezen. Internet had me al duidelijk gemaakt dat zo’n advies een van de bekendste aller scams is. Je hoeft in die kledingzaakjes niet eens je hotel te noemen, want dat stuurt meteen na aankomst een lijst met de namen van al hun gasten naar de tailors van wie zij commissie krijgen.
Maar Be Be it was. Of een ervan, want ze hebben drie filialen in dit gat. Weer is er een charmante Vietnamese die me warm begroet. Hay weet welke style bij mij past en laat met veel plezier alle stoffen uit de collectie passeren. Kasjmir, 100% wol – ze kent mijn smaak. Schat in dat blauw me goed zal staan, maar noemt die kleur niet meer zodra ze hoort dat ik er daar al zes van in de kast heb hangen.
Ook Hay is onverbiddelijk over de prijs. Ze blijft erbij lachen, maar daar klinkt zachte spot in door. Ik durf mijn 60 dollar niet eens meer te noemen. Als ik begin bij 150, pakt ze doodleuk de staal met stoffen die ik echt niet wil. Ze ziet het aan me. Als je een pak laat aanmeten, ga je voor het beste.
Ik ben als was in haar handen. Het vooruitzicht van een kostuum dat eindelijk weer eens perfect om mijn ranke lichaam valt is te verleidelijk. Lichtgrijze wol wordt het, in een design waar mijn favoriete Italiaan Etro (ja, die waar Máxima dat leuke jumpsuit kocht!) zich niet voor zou schamen.
Toch rest er wel iets van mijn onverzettelijkheid. Ik sla al haar bijna flirterige pogingen tot ‘upsell’ af. Nee, ik heb geen twee pakken nodig. Nee, ook geen extra broek. De kekke voering is bij de prijs inbegrepen.
Het meten zelf gaat in recordtempo. Met de hulp van een collega flitst Hay de centimeter langs mijn lijf en binnen een minuut weten ze alles om een paar uur later (!) het kostuum klaar te hebben voor de eerste pasbeurt.
‘And now the shirt,’ zegt Hay, en ik voel dat ze gelijk heeft. Als ze toch je maten hebben, hoort een op maat gemaakt overhemd er toch bij. Ook over een paar uur klaar. ‘Twee graag,’ hoor ik mezelf zeggen.

Dat was gisteren. Ik ben inmiddels twee keer wezen passen. De eerste keer was het resultaat zo verbluffend, dat ik snel nog een extra broek in imageeen prachtige lichte tint kasjmir heb besteld. De tweede keer moest Hay me bedwingen. ‘You leave tomorrow. Now it’s too late to order extra’s.’
Ik voel dat ze me nog wel wat dassen, pochets en manchetknopen gaat laten zien als ik straks mijn kleren voor de laatste keer ga passen. Hand made in Hoi An, ach wat voelt dat lekker.

 

facebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmailfacebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmail

Happy Tét!

facebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmailfacebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmail

Zoals je in de VS vanaf eind november een maand lang overal ‘happy holidays’ wordt gewenst, zo leeft Vietnam met ongekende gretigheid toe naar hét feest van het jaar: Tét. Eigenlijk is het gewoon Chinees Nieuwjaar, of het ‘Lunar New Year’ (de eerste nieuwe maan in het nieuwe jaar). Zondagavond is Oudjaarsavond, maandag Nieuwjaarsdag. Begin van het jaar van de Aap.
imageDe symbolen die samengaan met Tét zijn niet te missen. Waar wij onze kerstbomen hebben, haalt hier iedereen bloemen in huis. Vooral gele, en dan in overweldigende hoeveelheden chrysanten die in aardewerk potten bij honderden op de trottoirs staan. Achterop de brommert gaan ze mee naar huis. Voor wie dat te dol vindt, zijn er ook leuke bonsaiboompjes met gele bloemen.image
Voor toeristen is het leuk dit feestje mee te pakken, maar de medaille heeft een keerzijde. Vluchten zijn uitverkocht, treinen al twee maanden volgeboekt (alleen nog een plekje in het gangpad bij de machinist, maar dat raden zelfs Vietnamezen je af). Een plekje in een bus lukt nog net, maar ook die zijn overvol met locals die naar hun geboortedorp gaan en de busmaatschappijen pikken een graantje mee met driedubbele prijzen (of meer). Het lukte nog net om in een nachtbus van Nha Trang naar Hoi An te komen. En daar moesten we opschieten om een kostuum te laten aanmeten, want vanaf morgen zijn de kleermakers vrij en werken ze alleen voor een flinke toeslag. Happy Tét!

 

facebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmailfacebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmail

Rus

facebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmailfacebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmail

Net nu ik, na bijna veertig jaar, niet meer voor Duitser word aangezien in Italië (Non sono Tedesco!), worden Annelin en ik in Nha Trang keer op keer met Russen verward. We worden op straat in het Russisch aangesproken en krijgen in restaurants zonder vragen de Russische menukaart op tafel. Bloedirritant.
Anders dan Ho Chi Minh Stad is Nha Trang vergeven van de Russen. Vrijwel de helft van de opschriften in de stad is ook in het Russisch. Ook het winkelaanbod is aangepast. Veel juwelenzaken, tassenwinkels (met in de etalage een opgezette struisvogel en krokodil, om te onderstrepen dat het juiste leer is gebruikt). En voor de inwendige Rus overal een rijk aanbod aan buffetten en goed gevulde rekken met sterke drank in elke minimarket.

image

 

 

 

 

 

Onze (ook Russische) duikleraar Konstantin weet wel hoe het komt dat Nha Trang booming is bij zijn volk. ‘Naar Egypte gaan we niet meer na de terroristische aanslagen en met Turkije hebben we ruzie. Dan blijft Vietnam over.’
Als ze allemaal zo aardig, behulpzaam en gemanierd waren als Konstantin, was het eigenlijk best leuk. Tot dan oefen ik maar op: Tôi không Nga! (Als het goed is: Ik ben geen Rus!)

facebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmailfacebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmail

Nam

facebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmailfacebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmail

Als kind van de jaren ’60 ken ik de oorlog alleen van horen zeggen. Dat was waar de generatie vóór mij het altijd over had. De eerste oorlog die ik enigszins bewust beleefde, was die in Vietnam. Dat was waar mijn generatie het over had. Flower Power als machtig wapen tegen de oorlogszucht van de Amerikanen.

Zeventien jaar streden de VS tegen het communistische gevaar in Azië, maar de oorlog werd uiteindelijk in eigen land verloren. Bij elke aanval met bommen, gif en napalm brokkelde het draagvlak voor de oorlog in Vietnam verder af.

Nu ik voor het eerst in het land ben waar het zich allemaal afspeelde, is het toch een gekke gewaarwording. Vietnamezen spreken over de Amerikanen als de generatie voor mij over de Moffen. In het officiële Oorlogs Herinneringsmuseum in Ho Chi Minh Stad zijn geen vleiende teksten over de VS te vinden. Bij de oprichting in 1975 heette het museum Tentoonstelling van de Oorlogsmisdaden van de VS en zijn Marionetten. De naam is veranderd, de toon van de verstrekte informatie niet.

image
Het voorterrein staat vol met op de Amerikanen buitgemaakte helikopters en gevechtsvliegtuigen, van types die wij kennen uit de vele films die over de oorlog in ‘Nam’ zijn gemaakt.

image

Nam is ook de naam van de gids die ons meeneemt naar Cu Chi. In dat gebied, vlak bij de grens met Cambodja, is tientallen jaren verbeten gevochten tussen de Amerikaanse G.I.’s en de aalgladde strijders van de Viet Cong. Hier ligt nog een restantje van de 250 kilometers tunnels die de VC kunstig groeven om laffe en bloeddorstige guerrilla-aanvallen op de vijand te kunnen uitvoeren. Althans, dat is het verhaal dat ons is verteld.

Nam ziet dat iets anders. ‘Ik ben geboren in 1950 en in 1968 ben ik hier in de tunnels terecht gekomen. Op mijn negentiende was ik tweede luitenant bij de Viet Cong. Dat ik hier nog sta is niet te danken aan de Amerikanen. Elke nacht, jaren achter elkaar, bombardeerden ze onze tunnels met hun B-52’s.’

De tanige gids is streng. ‘Mijn groep hier in een rij staan!’ verordonneert hij bij aankomst bij het tunnelcomplex. ‘Om te wachten op het vuurpeloton?’, grapt een toerist die dan nog niet weet dat hij een echte VC-veteraan voor zich heeft.

image
Alleen op Vietnamees formaat pas je door de ingang

Zodra we dat wel weten, kijken we toch anders naar die koddige reisleider. Bloemrijk, met een verbeten trek om de mond, vertelt hij over zijn dagen in de tunnels. ‘Als je verder dan vijf meter van een luchtgat zat – dood. Als de Amerikanen je zagen – dood. Als je er ’s nachts nog zat als de B-52’s kwamen – dood.’

‘Weet je waar we ’s nachts zaten?’ Hij laat zijn groep minstens vijf minuten gissen. Geen antwoord is goed. ‘In de bossen rond de Amerikaanse basis, kilometers verderop. Dat was de enige plek waar ze niet bombardeerden.’

Bij elk gat in de grond dat hij toont, ondervraagt hij iemand. ‘Waar kom jij vandaan?’ vraagt hij aan een hipster met een ruige baard. Die denkt even na voor hij antwoordt. ‘Ehm… I’m from the United States.’

‘You are American!’

‘Yes, I’m sorry.’

‘How old are you? From what year?’

‘I’am from ’75.’

‘You are from ’75? You know nothing. You don’t know shit.’

Vanaf dat moment is de hipster de pispaal. Als er iemand moet proberen hoe nauw die luikjes naar de tunnels zijn: ‘Where’s the American guy?’ Als iemand moet proberen de loop van een tank tien keer boven zijn hoofd te tillen: ‘Where is he?’ Als het hem met moeite lukt de tien keer te halen: ‘And now with one hand!’ Waarna Nam moeiteloos voordoet hoe je dat doet. Vijftien keer op en neer, daarna nog een keer hoog boven zijn hoofd met één arm. Mochten de Amerikanen nog niet weten hoe taai die VC zijn, dan weten ze het nu.

image
 ‘En nu met één hand!’

Het meest vervreemdende zijn de voortdurende geweersalvo’s die klinken in het dichtbegroeide woud. Het maakt de afschrikwekkende verhalen van de veteraan bijna levensecht. De geluiden blijken niet uit speakers te komen, maar van een speciaal veld naast de museumwinkel. Aan de ene kant kun je snuisterijen kopen, aan de andere kant kogels.

 

‘Kalasjnikovs, M-15’s, de zwaarste mitrailleurs die er bestaan. Hier kun je alles afvuren. Je betaalt per kogel,’ roept Nam. Het loopt storm. Frêle meisjes komen terug van de schietbaan met rode plekken op hun bovenarmen van de zware terugslag. De Britten die de hele weg bier hebben zitten hijsen op de achterbank van de bus, vuren het zwaarste mitrailleurgeschut af. Ze kunnen de kogels niet tellen.

Als Nam voor de vijftiende keer die middag de koppen van zijn groep telt, mist hij er één.

De Amerikaan.

Even zie je een twinkeling in zijn ogen, maar dan gaat hij toch terug naar het slagveld om de verloren zoon te zoeken. Gebroederlijk komen ze terug, op weg naar de bus voor de terugreis.

facebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmailfacebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmail

´Niet schrikken pap!´

facebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmailfacebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmail

De berichten waar je het meest van schrikt beginnen met ‘Hoi pap! Niet schrikken!’

Dochter in Azië. Na drie maanden studieproject in Nepal is de tijd voor lol aangebroken. Via Maleisië, Lombok en de Gili eilanden is ze geland op Bali. Precies in de Kerstperiode, als daar een onophoudelijke stroom Aussies landt met als voornaamste (enige) doel zich in recordtempo te laten vollopen. Zoals Britten aan de Costa Brava, maar dan erger.

In een honderdste van een seconde rollen de rampen over mijn netvlies. Nog voor ik verder kan lezen, herbeleef ik alle afleveringen van CSI en Grey’s Anatomy. In gedachten ben ik al een ticket naar Bali aan het boeken, als ik me iets realiseer: ze schrijft, dus ze is bij kennis en heeft nog twee armen.

Annelin BaliDat laatste blijkt maar ten dele waar. ‘Ik ben vandaag gevallen met de scooter. Het was in een bocht waar ineens veel zand lag. Er zit een grote (en echt diepe) wond in mijn onderarm, bij elleboog. Verder zijn m’n armen, knie en tenen geschaafd.’

Wat volgt is het relaas van een bezoek aan de enige verpleegkundige die in de wijde omgeving te vinden was (hilarisch detail: dat bleek een week later de plaatselijke vroedvrouw, die van veel verstand heeft, maar niet van het reinigen van diepe wonden).

Opvoeden is leren loslaten, houd ik mezelf al heel lang voor. Met succes, want zowel zoon als dochters zijn voorbeeldig en lijken goed overweg te kunnen met mijn vaste aanmoediging ‘Doe niets wat ik ook niet zou doen.’

Het loslaten is ook gelukt. Zoon woont al weer jaren met een club vrienden/zakenpartners in Boedapest (maar nu even niet, want als je 250 video’s moet opnemen doe je dat toch het beste op Koh Samui). De ene dochter doorkruist voor studie en plezier een half jaar Azië. De andere is nu even aan het blokken in Leiden, maar maakt alweer aanstalten om haar masters te gaan doen in Rome. Meervoud ja, want toen ze eenmaal los was vond ze één studie tegelijk wat saai.

Wond 1‘Voor de zekerheid heb ik dus antibiotica,’ zegt de Aziatische reizigster nog ter geruststelling. De dagen erna worden de berichten en de meegestuurde foto’s huivering-wekkend. ‘Het gat is al een stuk kleiner. Wel opnieuw antibiotica gehad en pijnstillers.’ Een week later, inmiddels vanuit Laos: ‘Het probleem is dat die wond zo diep is. Er komt nu elke keer zooi uit (ziet er een beetje uit alsof je kip gaat bakken en er allemaal van dat eiwit uitkomt).’

Fijn zo. Ik denk aan de keer dat ze, als kleuter wippend op een stoeltje, achterover was gevallen op de granieten rand van de open haard. Nog zie ik de verbeten blik op het moment dat de dokter het gapende gat in haar achterhoofd dicht en van een enorm verband voorziet. Geen traan vloeide er. Behalve bij mij.

Uiteindelijk komt er pas weer wat licht aan het einde van de tunnel als ze in Cambodja een internationale kliniek bezoekt en de wond eindelijk eens echt goed laat bekijken. ‘Consult 88$,’ foetert ze. Er is ook prettig nieuws. Nog maar een klein open wondje. En geen kipprut meer. Toch duurt het nog bijna een week voor het verlossende bericht komt in de Familie-app: ‘Het gat in m’n arm is dicht!!!’

Mijn hart klopt al lang weer op normale snelheid. Ook deze momenten horen bij het loslaten. Zodra ik ze uitzwaai op het vliegveld, doe ik steevast een schietgebedje. Ik denk aan MH17, aan die twee meisjes van haar leeftijd die zoek raakten in Panama – aan welk onheil eigenlijk niet? Maar ik zie ook mijn moeder weer voor me, die ik altijd overbezorgd vond en ooit op de avond voor een schoolreisje toebeet ‘Waarom moet jij altijd alles verpesten met je waarschuwingen?’

Loslaten dus. Maar gelukkig niet helemaal. Morgen vlieg ik mijn Aziëreizigster tegemoet om gehoor te geven aan een ander berichtje van haar: ‘Zin om de laatste drie weken mee te gaan backpacken in Vietnam?’

Annelin Laos

facebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmailfacebooktwittergoogle_plusredditpinterestlinkedinmail